Sinds
2011 ben ik bezig met onderzoek naar de vrouwen die mij voorgingen:
mijn voormoeders. En bij onderzoek naar het leven van Anna Schouten,
mijn betovergrootmoeder, kan ik het natuurlijk niet laten om ook wat
research te doen naar het leven van Wilhelmina Blanken, Anna’s
moeder. Dan doe ik een ontdekking die me, ook na meer dan twee
eeuwen, erg raakt.
Want
Wilhelmina heeft in Goirle namelijk een zuster, die daar trouwt,
kinderen krijgt en daar ook overlijdt. Florasina is haar naam, soms
ook geschreven als Floratina, of Florentia. Naar haar leven zal
waarschijnlijk geen genealogisch onderzoek worden gedaan, want zij
heeft geen nakomelingen. En juist daarom wil ik haar in dit artikel
noemen. Weer een beetje laten leven… in ons aller herinnering.
Wie
was Florasina Blanken?
Geboren
in ‘Gassel, Lande van Kuijk’ zijn ze, de zusjes Blanken. Als
dochters van Jan Blanken en Antonetta. En zoals in die tijd
gebruikelijk is, zijn ze al jong aan het werk gegaan, waarschijnlijk
als dienstbode. Zoals uit de huwelijksregisters blijkt is Wilhelmina
via
’s
Hertogenbosch in Goirle terecht gekomen, Florasina via Grave. Bij hun
huwelijk wonen ze beiden in Goirle, waar ze de gebroeders Schouten
hebben leren kennen, zonen van Lucas Peter Schouten(s), geboren te
Tilburg. Hij is kerk- en armmeester in Goirle. De moeder van de
broers is Hendrica Tielens.
Uit het kerkelijk archief in Goirle: ondertrouw-akte van Florasina Blanken en Cornelis Schouten op 25 september 1784. |
Wilhelmina
Blanken en Franciscus Schouten(s) doen ondertrouw op 22 november
1783, het huwelijk wordt gesloten op 14 december 1783 in Goirle. Een
jaar later, op 25 september 1784, doen Florasina en Cornelis
Schouten(s) hun ondertrouw, het huwelijk wordt voltrokken op 24
oktober van dat jaar.i
En net als Wilhelmina en Franciscus gaat het stel aan de Kerk in
Goirle wonen. De gehuwden zijn alle vier Rooms Katholiek. Het
verboden geloof in die tijd in een Staats-Brabant, dat bestuurd wordt
door de Staten Generaal van de Republiek van de Verenigde
Nederlanden. Een bestuur dat dit toch al achtergestelde Brabant
dusdanig hoge belastingen laat betalen, dat er van enige groei van
landbouw en nijverheid geen sprake kan zijn.
Kindersterfte
Verloopt
het leven van Wilhelmina bedroevend uit het oogpunt van kindersterfte
(van de veertien kinderen worden er slechts vijf volwassen), dat van
haar zusje Florasina loopt nog dramatischer af.
Kinderen
uit het huwelijk van Florasina Blanken (Blancken, Blancke) en
Cornelis Schouten(s).
http://www.regionaalarchieftilburg.nl/zoeken-in-databases/genealogie.
Doopboek Goirle 1722-1810 (koster) en register van begraven
1730-1810 R.K. parochie Goirle.
|
||||
Naam
|
Gedoopt.
|
Begraven
|
Leeftijd
|
opmerkingen
|
Henricus
|
07-09-1785
|
26-09-1785
|
19
dgn.
|
Overleden
te Goirle.
|
Antonius
|
09-10-1786
|
30-03-1835
|
48
jaar.
|
Ongehuwd
overleden te Eindhoven.ii
|
Lucas
|
20-02-1788
|
20-08-1788
|
6
mnd.
|
Overleden
te Goirle.
|
Joannes
Baptista
|
16-04-1789
|
21-10-1789
|
6
mnd.
|
Overleden
te Goirle.
|
Joannes
Baptista
|
09-08-1790
|
11-02-1791
|
7
mnd.
|
Overleden
te Goirle.
|
Henrica
|
14-03-1792
|
12-07-1793
|
4
mnd.
|
Overleden
te Goirle.
|
Joannes
Baptista
|
05-04-1794
|
08-04-1794
|
3
dgn.
|
Overleden
te Goirle.
|
Opvallend
in de tabel hierboven is natuurlijk de naam Joannes Baptista die tot
drie keer toe aan een kindje gegeven wordt. Elke genealoog zal
hiermee worden geconfronteerd en het kan verwarrend werken, maar het
geven van steeds dezelfde naam aan een nieuw kindje is gebruikelijk
in die tijd als het broertje of zusje ervoor met die naam overleden
is. Dit omdat de voornaam(en) van meestal de grootvader en -moeder
(indien gewenst) in de volgende generatie bij het eerste jongetje en
meisje als een soort 'eerbetoon' in de familielijn terug diende te
komen.
Vier
dagen na de begrafenis van haar 7e kindje, op 12 april 1794 wordt ook
Florasina begraven,iii
ze is dan 38 jaar oud. Haar weduwnaar Cornelis Schouten betaalt één
gulden aan de kerk voor de begrafenis.
Cornelis
trouwt een goed jaar later (4 mei 1795) met Johanna Catharina de
Bont.iv
Na het huwelijk wordt Cornelis Leemans uit Hilvarenbeek als momboir
van de zevenjarige Antonij benoemd, Jan Backers uit Goirle is
toeziender. De partijen bereiken een ‘minnelijk en vriendelijk’
akkoordv
met betrekking tot de erfenis en de kosten van levensonderhoud van
Antonij. Deze blijft ongehuwd en sterft volgens de aangifte van
overlijden, op 52 jarigevi
leeftijd als hospitaalsoldaat te Eindhoven.vii
Kindersterfteviii
in Goirle in de jaren dat Wilhelmina en Florasina Blanken hun
kinderen kregen:
Periode.
|
1784-1788
|
1789-1793
|
1794-1798
|
1799-1803
|
1804-1808
|
Totaal
|
Totaal
begrafenissen.ix
|
140
|
118
|
220
|
173
|
168
|
819
|
Gedoopte
kinderen. (A)
|
156
|
153
|
195
|
209
|
187
|
900
|
Begraven
kinderen. (B)
|
64
|
57
|
88
|
106
|
105
|
420
|
%
B van A
|
41,03
|
37,25
|
45,13
|
50,72
|
56,15
|
46,67
|
bronnen:
RAT
inv. Nr. 03 register van begraven Goirle 1730-1810 (koster).
RAT
inv. Nr. 02 doopboek 1722-1810 Rooms Katholieke parochie Goirle
|
In
bovenstaande tabel ben ik uitgegaan van het doopboek en het register
van begraven van de koster. In huidige onderzoeken wordt een meer
gespecificeerde norm gehanteerdx.
Omdat Florasina in het kraambed stierf, ging ik er in eerste
instantie van uit dat ze zou zijn overleden aan de
kraamvrouwenkoorts.xi
Mijn mening hierover verandert na een emailbericht ontvangen te
hebben van Jan van Eijck, arts en tevens voorzitter van de Heemkunige
Kring in Goirle. Hij wijst mij erop dat kraamvrouwenkoorts
waarschijnlijk niet de doodsoorzaak is geweest. Deze kwam namelijk op
het platteland veel minder vaak voor dan in bijvoorbeeld
ziekenhuizen.
Het
is aannemelijker dat Florasina is overleden aan dysenteriexii,
ook wel de rode loop genoemd. In 1794, het jaar dat zij sterft,
heerst deze besmettelijke ziekte in Goirle. Dit jaar komt dan ook een
opvallend hoog aantal begrafenissen, want op een bevolking van
ongeveer negenhonderd zielen vinden er honderd en dertien
begrafenissen plaats.
‘In
Goirle stonden op een gegeven moment in dat jaar 8 lijkkisten boven
aarde, zo meldde H.W. Janson in zijn Bijdrage tot de Geschiedenis van
Goirle (blz.32-34). Pas met het feest van St. Lucia (13 december
1794) was Goirle van die ziekte af. Daarom werd Lucia later nog de
patrones van de boerinnenbond in Goirle…Zij werd door katholieken
wel gezien als de redder van Goirle’.xiii
Onvoldoende
gezondheidszorg
In
de loop van de 19e eeuw zal er op het gebied van gezondheid en
welzijn niet veel veranderen: niet in zijn algemeenheid en ook niet
voor de kraamvrouw en het kind. Na de geboorte wordt het kind nog
steeds ingewreven met raapolie en stevig ingebakerd. Om het stil te
houden wordt in de wieg een glas of blik gelegd met een lange slang,
waaraan de baby urenlang kan sabbelen. Maar men is nog niet goed op
de hoogte van de juiste samenstelling van de babymelk en bovendien
zit de melk meestal te lang in de fles, ook bij hoge temperaturen.
Dit brengt vaak koperzuur teweeg. Koperzuur is de naam, die men
destijds gaf aan de medische term maag- en darmcatarre. Catarre is
een ontsteking van het slijmvlies, in het hier genoemde geval het
slijmvlies van maag en darm dus. Vooral in de arbeidersgezinnen
werden baby’s al snel ‘aan de fles’ gedaan, dan kon de moeder
weer snel aan het werk. Waar men zich in die tijd ook nog niet van
bewust was, is het feit dat het geven van borstvoeding een volgende
zwangerschap tegenhoudt. Het geven van borstvoeding stopte vaak als
de kleine tandjes kreeg, de interval tussen twee geboorte lag dan
rond de twee jaren.
Verder
waren de mensen vroeger ook nogal bijgelovig, de stuipen kwam in de
tijd nog veel voor en men liet bijvoorbeeld in Tilburg en omstreken
de kinderen, die daaraan leden, ‘overlezen’ door de paters uit
Tilburg. Destijds werden de stuipen ook wel de 'Cornelius ziekte'
genoemd; veel kinderen werden dan ook ingeschreven als lid van de
broederschap van de heilige Cornelius. En nog een oude volksgedachte:
huiduitslag was gezond: alle kwade stoffen kwamen op die manier naar
buiten, wanneer men de huiduitslag zou genezen, zou de ziekte ‘naar
binnen slaan’. Bij huiduitslag was dus geen dokter nodig en dat
scheelde ook weer in de kosten, want vergeet niet: slechts de mensen
met geld konden een dokter betalen. Voor de meeste bewoners van het
Brabantse land was een doktersvisite iets wat men zich niet kon
permiteren.
De vroedvrouw deed de geboorte thuis, heel diskreet onder een doek. Bij thuisbevallingen kwam kraamvrouwenkoorts duidelijk veel minder voor dan in het ziekenhuis. |
In
Hilvarenbeek begint in 1884 dokter Scheidelaar zijn praktijk, hij is
aan de universiteit afgestudeerd en noemt zichzelf de eerste arts in
de streek, want ‘behalve in Tilburg en Oisterwijk zou er uren in de
omtrek geen arts te bekennen zijn’.xiv
Hoewel
behoorlijk arrogant had hij in een aantal zaken wel gelijk, al zal
dit bij veel bewoners van het platteland niet altijd goed zijn
overgekomen. Volgens Scheidelaar lieten de plattelandsartsen en
verpleegkundigen (als die al aanwezig waren) de vrouwen na de
bevalling negen dagen in bed liggen, zonder dat ze gewassen of
verschoond mochten worden. Door deze onhygiënische situatie stierven
volgens Scheidelaar veel vrouwen in het kraambed aan
kraamvrouwenkoorts. Voor een deel klopte deze aanname wel.
Ignaz
Philipp Semmelweis
De
werkelijke oorzaak van kraamvrouwenkoorts is al in 1849 ontdekt door
de arts Ignaz Philipp Semmelweis (1818-1865). Dankzij hem zullen de
levens van duizenden moeders gered worden. Semmelweis is in 1818 in
Hongarije geboren. Hij gaat in Wenen verloskunde studeren en wordt
daar assistent van professor Johann Klein. Tijdens het toezicht op de
twee afdelingen, waar vrouwen bevallen, doet hij een ontdekking die
hem op zin minst zeer verbaasd: op de ene zaal, waar vroedvrouwen de
bevallingen doen, sterft slechts 2%; op de andere zaal, waar
studenten en assistenten hetzelfde werk doen, sterven 25% van alle
kraamvrouwen. Het valt Ignaz op, dat wanneer vrouwen thuis bevallen,
zelfs in de armste sloppenwijken, zij haast nooit sterven aan
kraamvrouwenkoorts.
Diverse
profs hadden zich al jaren over dit fenomeen gebogen en verschillende
theorieën hierover naar voor gebracht. Die gingen van kwade
lichaamssappen, overbevolking op de zaal, slechte ventilatie, de
invloed van weersomstandigheden en de jaargetijden tot aan de
verdenking van één of andere epidemie.xv
Semmelweis
begint met het maken van statistieken, registreert en elimineert,
maar komt nog niet tot een oplossing. Daarna laat hij studenten en
vroedvrouwen van afdeling wisselen en komt tot de ontdekking, dat de
sterfte daar waar de studenten de bevallingen doen het hoogst blijft.
Dan sterft zijn beste vriend Kolletschka, een hoogleraar in de
gerechtelijke geneeskunde, als gevolg van een wond aan zijn vingers,
opgelopen tijdens een sektie. Samen met een collega constateert
Semmelweis bij sektie op het lichaam van zijn vriend, dat de organen
op dezelfde manier zijn aangetast als bij overleden kraamvrouwen.
Daardoor krijgt hij een idee en die geniale inval verwoordt hij als
volgt:
‘Als
in het geval van professor Kolletschka septische veranderingen
voortkwamen uit besmetting met deeltjes van lijken, dan moet
kraamvrouwenkoorts dezelfde oorsprong hebben. Dat houdt in dat de
overbrenging van die lijkdeeltjes via de handen van de studenten en
behandelende artsen moet plaatsvinden.’xvi
Een kraamkamer in het ziekenhuis met studenten die sinds de ontdekking van Semmelweis voor de verlossing zorgvuldig hun handen wasten. |
Van
het bestaan van bacteriën weet men dan nog niet. Semmelweis laat
onmiddellijk een maatregel invoeren, die later bekend zal worden als
de Semmelweis doctrine: studenten, die uit de autopsiekamer komen,
moeten voortaan eerst hun handen wassen met chloorwater totdat
de lijkenlucht verdwenen is,
voordat ze gaan helpen bij een bevalling. Binnen een maand, nadat de
studenten hun handen zijn gaan wassen, daalt het aantal sterfgevallen
op hun zaal tot ongeveer dezelfde hoogte als van die waarin de
vroedvrouwen werkzaam zijn. (1,3 versus 1,2%)
In de 19e eeuw was er nog geen stromend water, dus werd gebruik gemaakt van de lampetkan en –schaal. |
Nu is het niet zo gegaan dat wereldwijd de dood van kraamvrouwen onmiddellijk werd voorkomen. Net zo min dat Semmelweis de eer kreeg die hem toekwam. Hijzelf leidt verder een leven vol dramatiek, maar het gaat te ver daar in dit artikel op in te gaan. Toch is het aardig jezelf de vraag te stellen, wie van ons hier niet zou rond lopen zonder het 'wastafeltje van Semmelweis'.
Klik op de afbeelding om te vergroten. |
Klik op de afbeelding om te vergroten. |
En zo ziet het er dan uit op het persoonslabel op een lay-out in het kwartierstaat-album wanneer de eerste en eventueel ook de volgende voornaam(en) van een (groot)vader of –moeder voor een tweede keer gegeven wordt aan een volgend broertje of zusje. Bij de Verbeek lay-out is de voornaam van de grootvader al aan de eerste zoon gegeven; de tweede en derde zoon kregen de voornamen van hun vader. Ook bij de dochters is er sprake van 2x dezelfde naam.
Voetnoten:
i
Regionaal Archief Tilburg. Inv.nr. 07* - Goirle - doopboek 1650-1767
(nederduits-gereformeerde gemeente) en huwelijken 1637-1652,
1660-1710, 1718 en 1726-1810 (rooms- katholieke parochie).
ii
Met dank aan Jef van Gils voor zijn hulp bij het vinden van de
juiste data.
iii
Regionaal Archief Tilburg. Inv.nr. 03 - Goirle - register van
begravenen 1730-1810 (koster).
iv
http://www.ravels-weelde-poppel.be
v
Schepenbank Tilburg 1492-1810
R491 fol. 21.
vi
gezien data van geboorte en
overlijden moet hij 48 jaar zijn geweest.
vii
BS Eindhoven deel 38 jaar
1835, aktenummer 23.
viii
In het register van begraven de vermelding kind.
ix
Hier gegeven om te laten zien dat er nog steeds een
geboorteoverschot is.
x
Volgens de officiële gegevens van de WHO en het CBS kennen we
binnen de kindersterftecijfers heden ten dage drie groepen:de
perinatale sterfte, hieronder vallen kindjes die overlijden bij een
zwangerschap van 24 tot 28 weken en zij die binnen een week na de
bevalling overlijden; de zuigelingensterfte: zij die overlijden in
het 1e levensjaar;kindersterfte: zij die overlijden na hun 1e, maar
voor hun 5e verjaardag.
xi
Het is dan nog lang niet bekend dat de ziekte wordt veroorzaakt door
de groep
A -streptokokbacterie,
die zich vaak bevindt op de handen van de arts/ baker als die ermee
in aanraking is geweest. De vrouwen raken besmet en krijgen eerst
hoge koorts, daarna krijgen ze erge dorst. Vervolgens krijgen ze een
lage en snelle (maar vaak zwakke) pols. Een paar dagen later
verschijnen er paars- blauwe vlekken op de huid. Bij autopsie
blijkt dat alle organen zijn ontstoken en dat overal haarden met pus
zitten.
xii
Dysenterie is een ernstige vorm van diarree veroorzaakt door de
Shigella bacteriën. Vaak zit er bloed in de ontlasting, vandaar de
naam ‘rode loop’.
xiii
Jan van Eijck, email bericht 22 februari 2014.
xiv
Gils Jef van. Hilvarenbeek onder de koningen. Een Kempisch dorp in
de 19e eeuw. 2006
xv
http://www.zol.be
Johan Van Robays