vrijdag 20 maart 2015

#5: Hoge kindersterfte in 18e / 19e eeuw

Door Marlies Witters

Sinds 2011 ben ik bezig met onderzoek naar de vrouwen die mij voorgingen: mijn voormoeders. En bij onderzoek naar het leven van Anna Schouten, mijn betovergrootmoeder, kan ik het natuurlijk niet laten om ook wat research te doen naar het leven van Wilhelmina Blanken, Anna’s moeder. Dan doe ik een ontdekking die me, ook na meer dan twee eeuwen, erg raakt.


Want Wilhelmina heeft in Goirle namelijk een zuster, die daar trouwt, kinderen krijgt en daar ook overlijdt. Florasina is haar naam, soms ook geschreven als Floratina, of Florentia. Naar haar leven zal waarschijnlijk geen genealogisch onderzoek worden gedaan, want zij heeft geen nakomelingen. En juist daarom wil ik haar in dit artikel noemen. Weer een beetje laten leven… in ons aller herinnering.

Wie was Florasina Blanken?
Geboren in ‘Gassel, Lande van Kuijk’ zijn ze, de zusjes Blanken. Als dochters van Jan Blanken en Antonetta. En zoals in die tijd gebruikelijk is, zijn ze al jong aan het werk gegaan, waarschijnlijk als dienstbode. Zoals uit de huwelijksregisters blijkt is Wilhelmina via
s Hertogenbosch in Goirle terecht gekomen, Florasina via Grave. Bij hun huwelijk wonen ze beiden in Goirle, waar ze de gebroeders Schouten hebben leren kennen, zonen van Lucas Peter Schouten(s), geboren te Tilburg. Hij is kerk- en armmeester in Goirle. De moeder van de broers is Hendrica Tielens.


Uit het kerkelijk archief in Goirle: ondertrouw-akte van Florasina Blanken en Cornelis Schouten op 25 september 1784.

Wilhelmina Blanken en Franciscus Schouten(s) doen ondertrouw op 22 november 1783, het huwelijk wordt gesloten op 14 december 1783 in Goirle. Een jaar later, op 25 september 1784, doen Florasina en Cornelis Schouten(s) hun ondertrouw, het huwelijk wordt voltrokken op 24 oktober van dat jaar.i En net als Wilhelmina en Franciscus gaat het stel aan de Kerk in Goirle wonen. De gehuwden zijn alle vier Rooms Katholiek. Het verboden geloof in die tijd in een Staats-Brabant, dat bestuurd wordt door de Staten Generaal van de Republiek van de Verenigde Nederlanden. Een bestuur dat dit toch al achtergestelde Brabant dusdanig hoge belastingen laat betalen, dat er van enige groei van landbouw en nijverheid geen sprake kan zijn.

Kindersterfte
Verloopt het leven van Wilhelmina bedroevend uit het oogpunt van kindersterfte (van de veertien kinderen worden er slechts vijf volwassen), dat van haar zusje Florasina loopt nog dramatischer af.

Kinderen uit het huwelijk van Florasina Blanken (Blancken, Blancke) en Cornelis Schouten(s).
http://www.regionaalarchieftilburg.nl/zoeken-in-databases/genealogie. Doopboek Goirle 1722-1810 (koster) en register van begraven 1730-1810 R.K. parochie Goirle.
Naam
Gedoopt.
Begraven
Leeftijd
opmerkingen
Henricus
07-09-1785
26-09-1785
19 dgn.
Overleden te Goirle.
Antonius
09-10-1786
30-03-1835
48 jaar.
Ongehuwd overleden te Eindhoven.ii
Lucas
20-02-1788
20-08-1788
6 mnd.
Overleden te Goirle.
Joannes Baptista
16-04-1789
21-10-1789
6 mnd.
Overleden te Goirle.
Joannes Baptista
09-08-1790
11-02-1791
7 mnd.
Overleden te Goirle.
Henrica
14-03-1792
12-07-1793
4 mnd.
Overleden te Goirle.
Joannes Baptista
05-04-1794
08-04-1794
3 dgn.
Overleden te Goirle.

Opvallend in de tabel hierboven is natuurlijk de naam Joannes Baptista die tot drie keer toe aan een kindje gegeven wordt. Elke genealoog zal hiermee worden geconfronteerd en het kan verwarrend werken, maar het geven van steeds dezelfde naam aan een nieuw kindje is gebruikelijk in die tijd als het broertje of zusje ervoor met die naam overleden is. Dit omdat de voornaam(en) van meestal de grootvader en -moeder (indien gewenst) in de volgende generatie bij het eerste jongetje en meisje als een soort 'eerbetoon' in de familielijn terug diende te komen.


3x de doopakte van Joannes Baptista in respektievelijk 1789, 1790 en 1794.
Bron: Regionaal Archief Tilburg Inv.nr.-02-Goirle-doopboek 1722-1810, trouwboek 1726-1810, aantekeningen van overlijden 1736-1792 (rooms-katholieke parochie).

Vier dagen na de begrafenis van haar 7e kindje, op 12 april 1794 wordt ook Florasina begraven,iii ze is dan 38 jaar oud. Haar weduwnaar Cornelis Schouten betaalt één gulden aan de kerk voor de begrafenis.
Cornelis trouwt een goed jaar later (4 mei 1795) met Johanna Catharina de Bont.iv Na het huwelijk wordt Cornelis Leemans uit Hilvarenbeek als momboir van de zevenjarige Antonij benoemd, Jan Backers uit Goirle is toeziender. De partijen bereiken een ‘minnelijk en vriendelijk’ akkoordv met betrekking tot de erfenis en de kosten van levensonderhoud van Antonij. Deze blijft ongehuwd en sterft volgens de aangifte van overlijden, op 52 jarigevi leeftijd als hospitaalsoldaat te Eindhoven.vii

Kindersterfteviii in Goirle in de jaren dat Wilhelmina en Florasina Blanken hun kinderen kregen:
Periode.
1784-1788
1789-1793
1794-1798
1799-1803
1804-1808
Totaal
Totaal begrafenissen.ix
140
118
220
173
168
819
Gedoopte kinderen. (A)
156
153
195
209
187
900
Begraven kinderen. (B)
64
57
88
106
105
420
% B van A
41,03
37,25
45,13
50,72
56,15
46,67
bronnen:
RAT inv. Nr. 03 register van begraven Goirle 1730-1810 (koster).
RAT inv. Nr. 02 doopboek 1722-1810 Rooms Katholieke parochie Goirle

In bovenstaande tabel ben ik uitgegaan van het doopboek en het register van begraven van de koster. In huidige onderzoeken wordt een meer gespecificeerde norm gehanteerdx. Omdat Florasina in het kraambed stierf, ging ik er in eerste instantie van uit dat ze zou zijn overleden aan de kraamvrouwenkoorts.xi Mijn mening hierover verandert na een emailbericht ontvangen te hebben van Jan van Eijck, arts en tevens voorzitter van de Heemkunige Kring in Goirle. Hij wijst mij erop dat kraamvrouwenkoorts waarschijnlijk niet de doodsoorzaak is geweest. Deze kwam namelijk op het platteland veel minder vaak voor dan in bijvoorbeeld ziekenhuizen.
Het is aannemelijker dat Florasina is overleden aan dysenteriexii, ook wel de rode loop genoemd. In 1794, het jaar dat zij sterft, heerst deze besmettelijke ziekte in Goirle. Dit jaar komt dan ook een opvallend hoog aantal begrafenissen, want op een bevolking van ongeveer negenhonderd zielen vinden er honderd en dertien begrafenissen plaats.
In Goirle stonden op een gegeven moment in dat jaar 8 lijkkisten boven aarde, zo meldde H.W. Janson in zijn Bijdrage tot de Geschiedenis van Goirle (blz.32-34). Pas met het feest van St. Lucia (13 december 1794) was Goirle van die ziekte af. Daarom werd Lucia later nog de patrones van de boerinnenbond in Goirle…Zij werd door katholieken wel gezien als de redder van Goirle’.xiii

Onvoldoende gezondheidszorg
In de loop van de 19e eeuw zal er op het gebied van gezondheid en welzijn niet veel veranderen: niet in zijn algemeenheid en ook niet voor de kraamvrouw en het kind. Na de geboorte wordt het kind nog steeds ingewreven met raapolie en stevig ingebakerd. Om het stil te houden wordt in de wieg een glas of blik gelegd met een lange slang, waaraan de baby urenlang kan sabbelen. Maar men is nog niet goed op de hoogte van de juiste samenstelling van de babymelk en bovendien zit de melk meestal te lang in de fles, ook bij hoge temperaturen. Dit brengt vaak koperzuur teweeg. Koperzuur is de naam, die men destijds gaf aan de medische term maag- en darmcatarre. Catarre is een ontsteking van het slijmvlies, in het hier genoemde geval het slijmvlies van maag en darm dus. Vooral in de arbeidersgezinnen werden baby’s al snel ‘aan de fles’ gedaan, dan kon de moeder weer snel aan het werk. Waar men zich in die tijd ook nog niet van bewust was, is het feit dat het geven van borstvoeding een volgende zwangerschap tegenhoudt. Het geven van borstvoeding stopte vaak als de kleine tandjes kreeg, de interval tussen twee geboorte lag dan rond de twee jaren.

Verder waren de mensen vroeger ook nogal bijgelovig, de stuipen kwam in de tijd nog veel voor en men liet bijvoorbeeld in Tilburg en omstreken de kinderen, die daaraan leden, ‘overlezen’ door de paters uit Tilburg. Destijds werden de stuipen ook wel de 'Cornelius ziekte' genoemd; veel kinderen werden dan ook ingeschreven als lid van de broederschap van de heilige Cornelius. En nog een oude volksgedachte: huiduitslag was gezond: alle kwade stoffen kwamen op die manier naar buiten, wanneer men de huiduitslag zou genezen, zou de ziekte ‘naar binnen slaan’. Bij huiduitslag was dus geen dokter nodig en dat scheelde ook weer in de kosten, want vergeet niet: slechts de mensen met geld konden een dokter betalen. Voor de meeste bewoners van het Brabantse land was een doktersvisite iets wat men zich niet kon permiteren.

De vroedvrouw deed de geboorte thuis, heel diskreet onder 
een doek. Bij thuisbevallingen kwam kraamvrouwenkoorts 
duidelijk veel minder voor dan in het ziekenhuis.
Kraamvrouwenkoorts
In Hilvarenbeek begint in 1884 dokter Scheidelaar zijn praktijk, hij is aan de universiteit afgestudeerd en noemt zichzelf de eerste arts in de streek, want ‘behalve in Tilburg en Oisterwijk zou er uren in de omtrek geen arts te bekennen zijn’.xiv Hoewel behoorlijk arrogant had hij in een aantal zaken wel gelijk, al zal dit bij veel bewoners van het platteland niet altijd goed zijn overgekomen. Volgens Scheidelaar lieten de plattelandsartsen en verpleegkundigen (als die al aanwezig waren) de vrouwen na de bevalling negen dagen in bed liggen, zonder dat ze gewassen of verschoond mochten worden. Door deze onhygiënische situatie stierven volgens Scheidelaar veel vrouwen in het kraambed aan kraamvrouwenkoorts. Voor een deel klopte deze aanname wel.

Ignaz Philipp Semmelweis
De werkelijke oorzaak van kraamvrouwenkoorts is al in 1849 ontdekt door de arts Ignaz Philipp Semmelweis (1818-1865). Dankzij hem zullen de levens van duizenden moeders gered worden. Semmelweis is in 1818 in Hongarije geboren. Hij gaat in Wenen verloskunde studeren en wordt daar assistent van professor Johann Klein. Tijdens het toezicht op de twee afdelingen, waar vrouwen bevallen, doet hij een ontdekking die hem op zin minst zeer verbaasd: op de ene zaal, waar vroedvrouwen de bevallingen doen, sterft slechts 2%; op de andere zaal, waar studenten en assistenten hetzelfde werk doen, sterven 25% van alle kraamvrouwen. Het valt Ignaz op, dat wanneer vrouwen thuis bevallen, zelfs in de armste sloppenwijken, zij haast nooit sterven aan kraamvrouwenkoorts.
Diverse profs hadden zich al jaren over dit fenomeen gebogen en verschillende theorieën hierover naar voor gebracht. Die gingen van kwade lichaamssappen, overbevolking op de zaal, slechte ventilatie, de invloed van weersomstandigheden en de jaargetijden tot aan de verdenking van één of andere epidemie.xv

Semmelweis begint met het maken van statistieken, registreert en elimineert, maar komt nog niet tot een oplossing. Daarna laat hij studenten en vroedvrouwen van afdeling wisselen en komt tot de ontdekking, dat de sterfte daar waar de studenten de bevallingen doen het hoogst blijft. Dan sterft zijn beste vriend Kolletschka, een hoogleraar in de gerechtelijke geneeskunde, als gevolg van een wond aan zijn vingers, opgelopen tijdens een sektie. Samen met een collega constateert Semmelweis bij sektie op het lichaam van zijn vriend, dat de organen op dezelfde manier zijn aangetast als bij overleden kraamvrouwen. Daardoor krijgt hij een idee en die geniale inval verwoordt hij als volgt:
Als in het geval van professor Kolletschka septische veranderingen voortkwamen uit besmetting met deeltjes van lijken, dan moet kraamvrouwenkoorts dezelfde oorsprong hebben. Dat houdt in dat de overbrenging van die lijkdeeltjes via de handen van de studenten en behandelende artsen moet plaatsvinden.’xvi


Een kraamkamer in het ziekenhuis met 
studenten die sinds de ontdekking van 
Semmelweis voor de verlossing zorgvuldig 
hun handen wasten.

Van het bestaan van bacteriën weet men dan nog niet. Semmelweis laat onmiddellijk een maatregel invoeren, die later bekend zal worden als de Semmelweis doctrine: studenten, die uit de autopsiekamer komen, moeten voortaan eerst hun handen wassen met chloorwater totdat de lijkenlucht verdwenen is, voordat ze gaan helpen bij een bevalling. Binnen een maand, nadat de studenten hun handen zijn gaan wassen, daalt het aantal sterfgevallen op hun zaal tot ongeveer dezelfde hoogte als van die waarin de vroedvrouwen werkzaam zijn. (1,3 versus 1,2%)




In de 19e eeuw was er nog geen stromend water,
dus werd gebruik gemaakt van de 

lampetkan en –schaal.

Nu is het niet zo gegaan dat wereldwijd de dood van kraamvrouwen onmiddellijk werd voorkomen. Net zo min dat Semmelweis de eer kreeg die hem toekwam. Hijzelf leidt verder een leven vol dramatiek, maar het gaat te ver daar in dit artikel op in te gaan. Toch is het aardig jezelf de vraag te stellen, wie van ons hier niet zou rond lopen zonder het 'wastafeltje van Semmelweis'.








Klik op de afbeelding om te vergroten.
Klik op de afbeelding om te vergroten.



























En zo ziet het er dan uit op het persoonslabel op een lay-out in het kwartierstaat-album wanneer de eerste en eventueel ook de volgende voornaam(en) van een (groot)vader of –moeder voor een tweede keer gegeven wordt aan een volgend broertje of zusje. Bij de Verbeek lay-out is de voornaam van de grootvader al aan de eerste zoon gegeven; de tweede en derde zoon kregen de voornamen van hun vader. Ook bij de dochters is er sprake van 2x dezelfde naam.


Deze foto is in het Semmelweis-museum in Boedapest genomen door Jan van Eijck, voorzitter van de Heemkunde Kring de Vyer Heertgangen in Goirle en arts-conservator van museum De Dorpsdokter te Hilvarenbeek. Rechtsboven het portret van Ignaz Philipp Semmelweis. Verder liggen in de vitrine divers medisch verlosgereedschap uit de 19e eeuw en een tinnen lampetkan en -schaal (rechts onder).

Voetnoten:
i Regionaal Archief Tilburg. Inv.nr. 07* - Goirle - doopboek 1650-1767 (nederduits-gereformeerde gemeente) en huwelijken 1637-1652, 1660-1710, 1718 en 1726-1810 (rooms- katholieke parochie).
ii Met dank aan Jef van Gils voor zijn hulp bij het vinden van de juiste data.
iii Regionaal Archief Tilburg. Inv.nr. 03 - Goirle - register van begravenen 1730-1810 (koster).
iv http://www.ravels-weelde-poppel.be
v Schepenbank Tilburg 1492-1810 R491 fol. 21.
vi gezien data van geboorte en overlijden moet hij 48 jaar zijn geweest.
vii BS Eindhoven deel 38 jaar 1835, aktenummer 23.
viii In het register van begraven de vermelding kind.
ix Hier gegeven om te laten zien dat er nog steeds een geboorteoverschot is.
x Volgens de officiële gegevens van de WHO en het CBS kennen we binnen de kindersterftecijfers heden ten dage drie groepen:de perinatale sterfte, hieronder vallen kindjes die overlijden bij een zwangerschap van 24 tot 28 weken en zij die binnen een week na de bevalling overlijden; de zuigelingensterfte: zij die overlijden in het 1e levensjaar;kindersterfte: zij die overlijden na hun 1e, maar voor hun 5e verjaardag.
xi Het is dan nog lang niet bekend dat de ziekte wordt veroorzaakt door de groep A -streptokokbacterie, die zich vaak bevindt op de handen van de arts/ baker als die ermee in aanraking is geweest. De vrouwen raken besmet en krijgen eerst hoge koorts, daarna krijgen ze erge dorst. Vervolgens krijgen ze een lage en snelle (maar vaak zwakke) pols. Een paar dagen later verschijnen er paars- blauwe vlekken op de huid. Bij autopsie blijkt dat alle organen zijn ontstoken en dat overal haarden met pus zitten.
xii Dysenterie is een ernstige vorm van diarree veroorzaakt door de Shigella bacteriën. Vaak zit er bloed in de ontlasting, vandaar de naam ‘rode loop’.
xiii Jan van Eijck, email bericht 22 februari 2014.
xiv Gils Jef van. Hilvarenbeek onder de koningen. Een Kempisch dorp in de 19e eeuw. 2006
xv http://www.zol.be Johan Van Robays
xvi http://www.zol.be Johan Van Robays